
Het was zeer late namiddag wanneer we die zaterdag – na een rit van 12 uur op twee kannen koffie en drie droge beschuiten, in Mallemort-Le-Comtat camping ‘La Cerise’ opreden.
Onze pitch had ik ruim van tevoren gereserveerd: nummer 38, dezelfde van vorig jaar.
Het is wat ons betreft de pitch der pitchen: rustig, ruim, met voor elk wat wils – schaduw en zon – plus een uitzicht om “U” tegen te zeggen: een achtergrond van groene heuvels waarover de schilder met de liederlijke willekeurigheid van zijn penseel kleurige Provençaalse daken heeft uitgestrooid. Doe daar ’s avonds nog een ultraviolette zonsondergang bij en rechts van de pitch in de verte de sportieve lokroep van de Mont Ventoux en je hebt het beeld. Toegegeven: veel beter wordt het niet.
De totale uitputting nabij en redelijk gedehydrateerd maar met de glimlach reden we recht op ons doel af: pitch 38. Wij waren erg in onze nopjes. Robert omdat hij zo meteen zijn luifel zou kunnen uitrollen. Ik voornamelijk omwille van mijn nieuwe campingkastje. Een superhandig ding – nog in de originele verpakking – dat ik ein-de-lijk ging kunnen uitstallen en minutieus inrichten.
We hadden tijdens onze lange—lange rit alle pro's en contra's van de verschillende opstellingsopties voor onze ameublementen overwogen en we waren er nu zeker van: het zou een prachtig, geriefelijk en ultra huiselijk tafereel worden daar op pitch nummer 38.
Met de gehaaste ‘roulez-au-pas’ van de pas aangekomen camperaar, reden we over het smalle, afhellende kiezelpad naar onze staanplaats in het de cul-de-sac gedeelte aan het uiteinde van de camping. Met vlinders in de buik, gedeeltelijk uit blije anticipatie, gedeeltelijk van de grote honger.
Maar beste lezer.
Onze ontzetting kon niet groter zijn want – amper tot stilstand gekomen bleek:
ER STOND AL IEMAND!!!
Een koppel had onze plaats gestolen! Een Duits koppel met hun lelijke caravan en blinkende protserige motor van het pré-bejaardschap. Pitch 38 stond bomvol brol plus de Duitsers zelf die ons in halve lig wat meewarig aankeken vanuit hun verstelbare campingstoelen. De algemene teneur van onze stemming kon niet drastischer omgeslagen zijn en de verbolgenheid waarmee ik overmand werd was onbeschrijfelijk.
‘Je moet maar durven!!!’ blafte ik naar Robert. Alsof hij die Duitsers daar eigenhandig neergepoot had.
Maar beste lezer, je moet begrijpen dat mijn teleurstelling immens was. In een gedehydrateerd, hongerig, uitgeput lichaam brengt dat niet het beste in de mens naar boven.
‘Doe iets schat!’ sneerde ik nog.
‘Ja ja,’ stamelde een rood aangelopen Robert bij wie dezelfde teleurstelling toch een heel andere uitwerking had. Hij bleef confuus zitten, alsof de feiten niet tot hem doordrongen.
‘Jij spreekt Duits, ik niet!’ mijn stem klonk hoe langer hoe hoger.
‘Maar wat wil je dat ik doe schat?’
Dus nam ik het heft in eigen hand en stapte uit. Klapte de deur wat harder dicht dan noodzakelijk was: alvast mijn punt maken.
De Duitsers glimlachten, de schoften!
‘Wir habben gereservierd!’ viel ik meteen met de deur in huis. Ze deden alsof hun neus bloedde natuurlijk. Geniepigaards.
‘Dieze ist onzere pitch,’ ging ik vastberaden verder. ‘Die noemmer achtendreizig!’
De vrouw van het koppel keek haar man onbegrijpend aan. Oh wat konden die twee goed komedie spelen, maar ze moesten niet denken dat ik zomaar forfait zou geven.
‘Ich habe dieze pitch al monden before gereserviertet!’ dit klonk misschien iets te luid.
Eindelijk was Robert naast mij komen staan.
‘Entschuldigen Sie, aber könnte es sein, dass Sie sich beim Stellplatz geirrt haben? Wir haben nämlich diesen Platz reserviert.“
Oké, dat klonk wel meer als Duits, maar veel te vriendelijk naar mijn goesting en voor ik het goed en wel wist ontspon er zich een dialoog waarvan ik niet alle woorden begreep. Het was heel veel van reservierung en reservierung maar de essentie ervan was dat de Duitsers niet van plan waren om zich te verzetten. Dus kwam ik na de koetjes en kalfjes assertief tussenbeide:
‘Wir gaain hier nicht weg, dize ist unzere platse!’ Voilà. Nu wisten ze het.
Robert leek zich een beetje voor mij te schamen.
‘Schatje,’ probeerde hij, ‘ik denk dat we…’
‘Niks te schatje! Die mensen mogen hier niet staan! Wat is het nut van een reservierung als de pitch dan bezet is?!!!’
‘Ja maar deze mensen zeggen dat zij ook een reservierung hebben.’
‘Ah ja, ja… da’s dan pech voor die mensen. Dan moeten wij naar de receptie gaan hé. Het oplossen!’
Hiermee bedoelde ik uiteraard dat Robert het moest gaan oplossen.
Neen beste lezer, ik was niet in goeden doen en ik ben er niet trots op maar een reservierung is een reservierung.
Robert toog naar boven, helemaal terug naar de ingang van de camping. Ik ging misnoegd terug in de camper zitten om de Duitsers geregeld een nijdige blik toe te werpen en afkeurend naar hun caravan te kijken.
Na een dik kwartier kwam Robert terug het heuveltje afgesjokt. Alsof er geen haast bij was. Hij zweette erg zag ik. Alles aan zijn houding -aarzelend en licht voorovergebogen- schreeuwde uit dat het niet opgelost was. Het was het omgekeerde van opgelost.
Ik stapte terug uit. Gekruiste armen.
‘En???’ anticipeerde ik nog voor Robert naast mij stond. Hij schudde z’n hoofd.
‘Heb je je zo maar laten wegsturen, maar zo gemakke—?!’
‘Laat nu maar even,’ onderbrak Robert mij geïrriteerd en hij draaide zijn gezicht met zo’n zalvende glimlach naar de Duitsers. Dat moest er nog aan mankeren! En aan Roberts lichaamstaal te zien -want ik was weer in de auto gaan zitten- ging het er heel amicaal aan toe. De Duitsers begonnen te lachen. Robert ook. Wat hadden ze er pret in met z’n allen. Nu zou ik nog de slechte zijn in het verhaal. De kenau. En gingen ze ook nog eens handjes schudden. En de Duitser ook nog eens aan het wijzen naar andere pitches. En Robert nog de duim omhoog ook!
Robert die terug achter z’n stuur plaats nam.
‘Echt tof hoor!’ zei ik gepikeerd. ‘Je zo laten rollen door die Duitsers!’
Robert keek me aan. Er glom een schittering in zijn ogen. Niet van liefde. Van honger?
‘Wat?’ vroeg ik.
‘Wie van ons twee houdt de agenda bij?’ vroeg hij. ‘En wie van ons twee heeft de pitch gereserveerd?’
Ik grabbelde mijn iPhone uit mijn tas, opende de agenda app. Slikte, mij akelig bewust van de Duitse man die heel hulpvaardig op pitch 25 was gaan staan om Robert te helpen bij het manoeuvreren.
‘We mogen blij zijn dat er überhaupt nog plaats was!’ zei Robert en hij startte de motor weer.
‘Oké dan. Maar normaal lopen reservaties toch van zaterdag tot zaterdag!’ verdedigde ik mezelf.
In stilte reden we pitch 25 op.
Mijn campingkastje zou moeten wachten.
Gelukkig zouden de Duitsers morgen hun biezen pakken. Gelukkig lag pitch 25 gedeeltelijk uit het zicht van pitch 38. En gelukkig hoefde ik er niet langs op weg naar de wc want binnen de context van extreme schaamte lijkt een dag een eeuwigheid.
Reactie plaatsen
Reacties
😆 leuk. Heb ervan genoten!!
Leuk, ik heb hiervan genoten, plezante namen schoonzusje 😁😍